De paragraaf financiering beschrijft de beleidsvoornemens ten aanzien van het beheer van de financieringsportefeuille. Vanwege de risico’s die ontstaan als een tekort aan liquide middelen optreedt of als overtollige middelen te voortvarend worden uitgezet is de financiering, meer dan andere beleidsterreinen, sterk wettelijk verankerd. Met name de Wet Fido en de uitvoeringsregeling van deze wet (Ruddo) geven de kaders aan waarbinnen gemeenten mogen handelen. Een van de wijzigingen die daarin sinds 2014 van kracht zijn is het verplichte schatkistbankieren: alle tegoeden van decentrale overheden worden automatisch afgeroomd en bij het Rijk belegd. Daarnaast hebben we als gemeente in de Financiële beheersverordening 2014 (art. 10) en in het Treasurybesluit regels met betrekking tot de financieringsfunctie opgesteld. Bij de vernieuwing van het BBV zijn uniforme kengetallen verplicht gesteld. Deze moeten er voor zorgen, dat alle gemeenten bij de waardering van hun financiële positie gebruik maken van kengetallen, die op voorgeschreven wijze zijn berekend. Belanghebbenden kunnen daardoor een objectief beeld krijgen van de toekomstbestendigheid van gemeenten en kunnen gemeenten onderling vergelijken. De rekenregels voor rentetoerekening zijn aangepast. De toepassing daarvan is in een notitie Rente van de commissie BBV vastgelegd.
We willen:
a. We anticiperen op onze liquiditeitsbehoefte
We stellen prognoses op van onze toekomstige liquiditeitsbehoefte. We houden daarbij rekening met mutaties in de huidige leningenportefeuille en waardeontwikkeling van bestaande activa, de voorgenomen vervangingsinvesteringen en nieuwe investeringen. Door te anticiperen signaleren we vroegtijdig liquiditeitsfluctuaties en kunnen we met inachtneming van de verwachte renteontwikkelingen vroegtijdig keuzes maken. Bij het aantrekken van leningen zorgen we er voor, dat er geen overliquiditeit ontstaat. Door de zeer lage rente op de geldmarkt (transacties korter dan 1 jaar) is het op dit moment aantrekkelijk om kort geld te lenen in de vorm van kasgeldleningen of “rood staan”. De mogelijkheid wordt beperkt door de kasgeldlimiet. We maken optimaal gebruik van de mogelijkheden binnen de kasgeldlimiet. Als we de kapitaalmarkt benaderen (transacties langer dan 1 jaar) overwegen we of we dit vroegtijdig doen met uitgestelde stortingsdatum of wachten met afsluiten tot de behoefte zich manifesteert. Vroeg afsluiten geeft rentezekerheid en kan voordelig zijn in een aantrekkende rentemarkt.
b. We kennen de markt en maken gebruik van onze relaties
Gemeenten hebben een laag risicoprofiel voor geldgevers. We moeten er dan wel voor zorgen financieel gezond te blijven en laten zien dat we altijd aan onze betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Om de meest acceptabele condities te verkrijgen hebben we toegang tot grote geldverstrekkers, die ons lage risicoprofiel met de juiste condities waarderen. We maken tevens gebruik van tussenpersonen, die nog beter dan wij zelf de marktontwikkelingen en toegang tot de geld- en kapitaalmarkt kennen. Door altijd meervoudige offertes op te vragen verkrijgen we optimale condities.
c. We beperken onze risico’s door de volgende beleidsuitgangspunten en maatregelen
Dit zijn de taken, die niet alleen voor de maatschappij als geheel of grote groeperingen wenselijk zijn, maar waar de overheid tevens haar rol neemt omdat marktpartijen vanuit zichzelf deze taken niet uitvoeren. Concreet betekent dit dat we geen rol meer willen vervullen in de financiering van derden. Dit heeft zowel betrekking op het actief uitlenen als op het borg staan voor geldleningen bij derden. Er zijn in de meeste gevallen waarborgen gesteld en overeengekomen, waaronder hypothecaire zekerheid op vastgoed.
We lopen ook risico’s door het financieren van verbonden partijen en deelneming in andere rechtspersonen. De risico’s van verbonden partijen worden toegelicht in de betreffende paragraaf. De risico’s op verliezen bij deelnemingen zijn beperkt tot de boekwaarde. Vaak heeft financiering in een ver verleden plaatsgevonden, waardoor de boekwaarde vele malen lager is dan de reële waarde van de deelneming. De hogere marktwaarde biedt beperkte kansen. Waar verhandelbaarheid wel mogelijk is – in 2016 is een deel van de Enexis-portefeuille verkocht – zullen we dit overwegen. Daarbij wordt rekening gehouden met de wens om invloed te blijven uitoefenen op de besluitvorming, aangezien het voornamelijk nutsbedrijven betreft. Daar waar wij een dividend ontvangen bestaat het risico, dat we minder dividend ontvangen dan begroot, waardoor ons resultaat afneemt.
In volgende tabel zijn de deelnemingen opgenomen, die of een meer dan symbolische balanswaarde vertegenwoordigen of een dividendinkomst genereren.
Bedragen in euro
Aandelen van | Aantal aandelen | Boek- waarde aandelen 31-12-2016 | Markt- waarde aandelen 1) | Dividend begroot 2018 |
---|---|---|---|---|
BNG Bank NV | 174.486 | 436.215 | 2.300.000 | 160.000 |
Enexis NV | 213.099 | 248.619 | 6.400.000 | 130.000 |
Vitens NV | 46.329 | 11.345 | 2.400.000 | 125.000 |
Twence BV 2) | 105.681 | 0 | 15.700.000 | 140.000 |
OL Crematoria Twente | 0 | n.b. | 50.000 | |
Stadsbank Oost-Nederland | 128.890 | n.b. | ||
Twente Milieu NV | 154.285 | n.b. | ||
Totaal 3) | 605.000 |
We gaan er vanuit, dat alle bezittingen en vorderingen gedekt moeten zijn met een vorm van financiering. Door de toekomstige uitgaven en inkomsten te voorspellen aan de hand van ons meerjarenperspectief kunnen we bepalen welke (toekomstige) bezittingen nog niet zijn gedekt met bestaand eigen of vreemd vermogen. Dat deel is de financieringsbehoefte. Bij het invullen van de financieringsbehoefte financieren we tegen zo laag mogelijke kosten met inachtneming van risico’s. Kort geld aantrekken levert in 2017 zelfs een rentevergoeding op. Dit maakt dat we optimaal gebruik maken van de kortgeldfaciliteit zo lang deze situatie voortduurt. De mogelijkheid om rood te staan of kasgeld aan te trekken wordt beperkt door de wettelijke bepalingen van de kasgeldlimiet: we mogen op grond van de Wet Fido niet langdurig meer dan 8,5% van onze begrotingsomvang kort financieren. Deze bepaling voorkomt dat nadelige effecten ontstaan als de variabele rente snel stijgt, een kenmerkend risico van de geldmarkt. Met de huidige gunstige rente van kort geld kunnen we een flinke stijging nog opvangen. We volgen de rentemarkt nauwgezet.
Bedragen in euro x 1.000
Kasgeldlimiet | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | |
---|---|---|---|---|---|
1 | Begrotingstotaal | 292.147 | 289.330 | 292.459 | 289.804 |
2 | Vastgesteld percentage | 8,5% | 8,5% | 8,5% | 8,5% |
3 | Kasgeldlimiet (1 x 2) | 24.832 | 24.593 | 24.859 | 24.633 |
Als we de kasgeldlimiet langdurig overschrijden gaan we consolideren: omzetten in geldleningen langer dan een jaar. We houden met de duur van nieuwe geldleningen rekening met het aflossingsschema van de bestaande geldleningen. Door te zorgen voor spreiding in aflossen van bestaande leningen voorkomen we dat we in enig jaar een te groot deel van onze schuld opnieuw moeten afsluiten. Dit zou in een periode van hoge rentes kunnen leiden tot een te abrupte stijging van onze structurele rentelasten en daardoor een te zware aanslag vormen op de beschikbare algemene middelen.
De wet Fido heeft hiervoor de renterisiconorm gesteld: we mogen maximaal 20% van het begrotingstotaal per 1/1 van het jaar oversluiten. De prognose is als volgt:
Bedragen in euro x 1.000
Renterisiconorm | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | |
---|---|---|---|---|---|
1 | Begrotingstotaal | 292.147 | 289.330 | 292.459 | 289.804 |
2 | Vastgesteld percentage | 20% | 20% | 20% | 20% |
3 | Renterisiconorm (1 x 2) | 58.429 | 57.866 | 58.492 | 57.961 |
4 | Herfinanciering bestaande leningen | 17.956 | 17.217 | 33.455 | 47.472 |
5 | Ruimte onder de risiconorm (3 - 4) | 40.473 | 40.649 | 25.037 | 10.489 |
De gemeente Hengelo heeft geen beleggingen of derivaten uitstaan bij marktpartijen. Doordat de rijksschatkist dagelijks positieve rekeningsaldi afroomt is er geen mogelijkheid meer om uitzettingen op korte termijn te doen.
Periodiek laten we een financieringsspecialist mee kijken naar onze financieringsstructuur. Er wordt kritisch gekeken naar het portefeuillerisico en renterisico. Het meest recente onderzoek heeft laten zien dat onze portefeuille er goed uit ziet en dat er geen onbenutte winstkansen zijn. Er zijn aanbevelingen gedaan om vroegtijdig te herfinancieren. Dit is inmiddels gedaan.
Bij de financiering van de gemeentelijke activiteiten wordt de gemeente als één geheel beschouwd. We spreken van totaalfinanciering of integrale financiering. Dat houdt in dat bij het bepalen van de financieringsbehoefte alle inkomsten en uitgaven betrokken worden, zowel reguliere activiteiten als projecten. Door totaalfinanciering worden de rentekosten geminimaliseerd. Leningen worden op de meest optimale momenten aangetrokken, rekening houdend met de gemeentelijke rentevisie, de Wet Fido, de kasgeldlimiet en de renterisiconorm.
We rekenen een reële rente toe aan producten. Concreet betekent dit dat we het gemiddelde van de echte kosten van geld lenen hanteren als basis voor de omslagrente voor de toerekening aan producten. Het omslagrentepercentage mag het werkelijke gemiddelde rentepercentage van financieringscontracten met maximaal 0,5% overstijgen. In het verleden hanteerden we bij voorkeur een meerjarig stabiele omslagrente om de fluctuaties in doorberekende kapitaallasten te voorkomen. Door de relatief goedkope financiering in de laatste jaren is dit niet meer houdbaar en is vanaf 2016 de omslagrente al verlaagd van 4,5% naar 3,75% en nu in 2018 nogmaals naar 2,25%. Het (beoogde) gevolg is dat daardoor in de financieringsfunctie de “doorberekeningswinst” sterk afneemt. Voor de boekwaarde van de gemeentelijke grondcomplexen wordt een rente gehanteerd van 2%. De commissie BBV schrijft een disconteringsvoet voor van 2%. De disconteringsvoet wordt gebruikt om het resultaat op eindwaarde, contant te maken naar heden.
We nemen kennis van de ontwikkelingen op de rentemarkt en de rentevisie voor de toekomst. Zo kunnen we op de meest geschikte momenten transacties afsluiten.
De financieringsbehoefte loopt sterk op tot en met 2021 om daarna sterk te dalen. De oorzaak is o.a. het sterk teruglopen van aflossingen van bestaande geldleningen vanaf 2022. Naarmate het beeld verder in de toekomst ligt zijn de aannames groter. Voor investeringen vanaf 2021 is een aanname gedaan op basis van het gemiddelde van de voorgaande jaren. Bij de weergave van de financieringsbehoefte in de volgende tabel is al rekening gehouden met 2 geldleningen met uitgestelde storting, die we al eerder hebben afgesloten. Voor de komende jaren is de financieringsbehoefte als volgt (bedragen in miljoen euro):Bedragen in euro x 1.000
Financieringsbehoefte | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Saldo begin jaar | 1.964 | -31.440 | -63.595 | -80.123 | -77.115 | -86.417 | -74.505 | -62.298 | -50.847 | -36.734 |
Cashflow uit exploitatie | 7.848 | 19.500 | 22.000 | 24.000 | 24.240 | 24.482 | 24.727 | 24.975 | 25.223 | 25.476 |
Cashflow uit (des-)investeringen | -17.600 | -14.500 | -2.500 | 7.000 | -6.900 | -6.900 | -6.900 | -6.900 | -6.900 | -6.900 |
Cashflow financieel (leningen) | -23.652 | -36.992 | -35.079 | -26.207 | -24.310 | -3.252 | -3.242 | -4.608 | -2.543 | -12.039 |
Saldo einde jaar vóór rente | -31.440 | -63.432 | -79.174 | -75.330 | -84.085 | -72.087 | -59.920 | -48.831 | -35.067 | -30.197 |
Herfinancieringsrente | -163 | -949 | -1.785 | -2.332 | -2.418 | -2.378 | -2.016 | -1.667 | -1.289 | |
Saldo einde jaar | -31.440 | -63.595 | -80.123 | -77.115 | -86.417 | -74.505 | -62.298 | -50.847 | -36.734 | -31.486 |
Uit de laatste regel in de tabel blijkt dat er over alle jaren in ieder geval structureel € 30 miljoen financieringsbehoefte is. Op 10 augustus 2017 hebben we daarom opnieuw 2 geldleningen vastgelegd met stortingen in 2018 en 2019 met vervaldata die zo zijn gekozen, dat er geen overfinanciering optreedt en er spreiding aanwezig is in aflossingstijdstippen. Vanaf 2022 loopt de financieringsbehoefte op basis van het nu bekende investeringsvolume weer terug. De kasstromen worden weer positief. Dat betekent, dat we niet gebaat zijn bij het aantrekken van langlopende geldleningen (10 jaar of langer), maar kiezen voor een termijn van 5 of 6 jaren. Omdat het investeringsvolume in latere jaren nog niet bekend is kunnen we nog niet vooruitlopen op de financiering ervan. Het meest wenselijk blijft om daarnaast zoveel mogelijk gebruik te maken van de mogelijkheden om kort geld te lenen. Als we de kasgeldlimiet niet meer dan 2 kwartalen gaan overschrijden, blijven we binnen de door de toezichthouder, de Provincie, bewaakte norm.
Op 11 december 2013 is de Wet Houdbare Overheidsfinanciën officieel gepubliceerd. Europa eist dat elk land de afspraken rond de beperking van de staatsschuld respecteert en in eigen wetgeving verankert. Dit raakt ook gemeenten, omdat gemeentelijke schulden meetellen in de overheidsschuld van Nederland. Alle gemeenten samen krijgen een plafond voor het totale EMU-tekort van gemeenten in een jaar. Het EMU-saldo is het totaal van uitgaven en inkomsten van de overheid in een jaar, uitgedrukt in bedragen of in een percentage van het Bruto Binnenlands Product (BBP). De norm voor het toegestane tekort is in 2018 0,3% van het BBP.
Als gemeenten allen zouden moeten bijdragen aan de verlaging van de staatsschuld, zouden ze investeringen moeten afstellen of uitstellen en moeten gaan schuiven met de tijdstippen waarop ze grote uitgaven doen of inkomsten ontvangen, b.v. uit de grondexploitaties. Dat is te ingrijpend en is in het baten- en lastenstelsel ook helemaal niet nodig. Daarom wordt afgezien van een individuele gemeentelijke norm en kent het systeem geen sancties voor de individuele gemeenten. Voor gemeenten is het zinvoller om te sturen op sluitende baten en lasten en de hoogte van de netto schuld van de gemeente. In de paragraaf weerstandsvermogen bij financiële kengetallen zijn o.a. de kengetallen solvabiliteitsratio en netto schuldquote opgenomen.Gemeenten zijn verplicht om de EMU-saldoberekening te publiceren. De staat met de berekening van het EMU-saldo is opgenomen in bijlage 8.3.
Ons uitgangspunt is dat de we geen bankier willen zijn. We blijven instellingen ondersteunen, maar niet meer door geldleningen ter beschikking te stellen of hiervoor garant te staan. De Wet Fido en de daaraan gekoppelde Ruddo staan slechts een bancaire rol toe wanneer sprake is van een ‘maatschappelijk belang’. Verder heeft de gemeente te maken met regelgeving in het kader van staatssteun. Verstrekking of garantie van een lening tegen een relatief lage rente aan een private partij zal door de Europese Commissie al heel gauw worden gezien als ontoelaatbare staatssteun. In dit kader past terughoudendheid. In 2014 hebben we daarom het Treasurybesluit en de beleidsregels voor verstrekken van geldleningen aangepast en opnieuw vastgesteld. We volgen daarin de verscherpte wetgeving, die ons noodzaakt om een zeer prudent beleid te hanteren bij uitzettingen. We hebben leningen uitstaan bij verenigingen en stichtingen, maar ook woningbouwcorporaties en de hypotheekverstrekking aan ambtenaren. Lopende contracten worden gerespecteerd, maar kunnen niet verlengd of overgesloten worden. Hiermee nemen de risico’s af van financiering van taken die niet tot onze kerntaken als overheid behoren. We blijven risico’s lopen over leningen aan verenigingen en stichtingen, die in het verleden zijn afgesloten.
We verstrekken geen geldleningen meer ten behoeve van de woningbouw. De reeds afgesloten leningen kunnen ongewijzigd ‘uitlopen’. De leningenportefeuille uitgeleend geld neemt door aflossingen van Welbions jaarlijks af. De woningbouwcorporatie kan haar financiering nu zonder directe bemoeienis van de gemeente realiseren. De beleidswijziging brengt (beperkte) financiële gevolgen met zich mee, waarmee in de meerjarenbegroting rekening is gehouden.
We verstrekken in principe geen geldleningen meer. Wel is de deur op een kier gezet voor sportverenigingen die een beroep doen op het waarborgfonds voor de sport. Deze instelling wil onder voorwaarden wel 50% van het te financieren bedrag garanderen, maar zal dat slechts doen indien de gemeente meedoet voor de resterende 50%. Uitgangspunt blijft dat een vereniging of stichting zonder de lening in haar voortbestaan zou worden bedreigd en dat de totale financiële huishouding van de aanvrager rente en aflossing mogelijk maakt, zodat het risico voor de gemeente beperkt en aanvaardbaar is.
De volgende tabel geeft voor het begrotingsjaar 2018 aan hoe vanuit rentelasten, rentebaten en rentetoerekening het renteresultaat tot stand komt.
Omschrijving | Bedrag | |
---|---|---|
a. | De externe rentelasten over de korte en lange financiering | 23.796.000 |
b. | De externe rentebaten over de korte en lange financiering | -17.238.000 |
Saldo externe rentelasten en rentebaten | 6.558.000 | |
c1. | De rente die aan de grondexploitatie moet worden doorberekend | -3.522.000 |
c2. | De rente van projectfinanciering die aan het betreffende taakveld moet worden toegerekend | 0 |
c3. | De rentebaat van doorverstrekte leningen indien daar een specifieke lening voor is aangetrokken (= projectfinanciering), die aan het betreffende taakveld moet worden toegerekend | 1.883.000 |
Aan taakvelden toe te rekenen externe rente | 4.919.000 | |
d1. | Rente over eigen vermogen | 0 |
d2. | Rente over voorzieningen | 0 |
Totaal aan taakvelden toe te rekenen rente | 4.919.000 | |
e. | De aan taakvelden toegerekende rente (renteomslag) | -5.483.000 |
f. | Renteresultaat op het taakveld Treasury 1) | -564.000 |
1)Als we de werkelijk toegerekende rente uit bovenstaand overzicht delen door het totaal aan investeringen per 1 januari 2018 dan komen we op een omslagpercentage van 2,10%. Dit percentage is afgerond naar 2,25%. De afwijking mag maximaal 0,5% zijn en valt binnen deze marge.